

We rekenden uit dat zij een jaar of twintig was en ik vijf, toen we elkaar voor het eerst ontmoetten. Ze droeg toentertijd nog een habijt. Tijdens haar noviciaat leerde zij mijn tante kennen. Na dertien jaar sloop ze het klooster uit om er nooit meer terug te keren. Ze trouwde en bleef bevriend met mijn tante die ook het klooster had verlaten. Twaalf jaar geleden ontmoetten wij elkaar weer toen we de zorg om haar vriendin, mijn tante, deelden. Deze laatste bleek Alzheimer te hebben. Die tante is alweer tien jaar geleden overleden maar nog elk jaar gaan wij naar die vriendin toe en delen onze dierbare gezamenlijke herinneringen. De steun, liefde en zorg die zij destijds gaf, is onbetaalbaar. Op het dorpsplein van zo’n typisch Brabants plaatsje aten we een broodje in de wetenschap dat we bij leven en welzijn hier volgend jaar gewoon weer zitten.
